tetralaw

Private Tax & Litigation

UPDATE - EINDE IN ZICHT VOOR DE NEDERLANDSE NOTARIËLE SCHENKINGEN OP 1 DECEMBER 2020 ?

Afdeling : 

In een eerdere TETRALERT hebben we u geïnformeerd dat een op 17 juni ingediend wetsvoorstel (Ecolo/Groen/CD&V/Spa/PS) voorziet in de verplichting om alle notariële schenkingsakten te laten registreren, dus ook bijvoorbeeld Nederlandse of Zwitserse notariële akten.

In dit stadium is de wet nog steeds niet aangenomen. In elk geval is de inwerkingtreding van de registratieplicht, na een wijziging die tijdens de tweede lezing van het wetsontwerp is aangenomen, uitgesteld tot 1 december 2020, en niet langer tien dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Als dit voorstel door het Parlement wordt goedgekeurd, zou het dus het einde betekenen van de notariële akten die in Nederland worden verleden om de betaling van de registratierechten van 3%, 3,3%, 5,5% of 7% op een schenking van roerende goederen in België te vermijden.

Het uitstel naar 1 december 2020 heeft in ieder geval de verdienste dat de belastingplichtige nog in staat is om de planning rustiger te plannen en te organiseren dan in een gehaast tempo.

 

  1. Het principe

Alle Belgische notariële akten moeten verplicht worden geregistreerd. Dit is een regel van het Wetboek der Registratierechten.

Bovendien vereist het Burgerlijk Wetboek, op straffe van nietigheid, dat elke directe schenking (en dit zal bijvoorbeeld noodzakelijkerwijs het geval zijn bij een schenking onder voorbehoud van vruchtgebruik) via authentieke akte gebeurt. De combinatie van deze twee regels zal er noodzakelijkerwijs toe leiden dat, indien de schenking voor een Belgische notaris gebeurt, de schenkingsakte aan de schenkingsrechten wordt onderworpen.

De Belgische belastingplichtige is er al tientallen jaren in geslaagd om deze verplichte belasting te vermijden, met inachtneming van de regels van het Burgerlijk Wetboek. De oplossing bestaat erin de schenking te laten registreren bij een notaris in het buitenland, maar niet in om het even welk land: het was noodzakelijk om naar een staat te gaan waar geen schenkingsrecht verschuldigd is wanneer de handeling plaatsvindt tussen twee personen die geen inwoners zijn van die staat. Dit is met name het geval voor Nederland (en enkele kantons in Zwitserland).

Dit is algemeen bekend als de "Kaasroute".

  1. Wees echter op de hoogte van de tijdslimiet van 3 jaar

Het Wetboek der successierechten (en de Vlaamse Codex fiscaliteit) bepaalt dat wanneer een schenking niet is geregistreerd, de successierechten verschuldigd zijn als de schenker binnen drie jaar na de schenking overlijdt (of zeven jaar in bijzondere gevallen).

Bij gebrek aan spontane registratie loopt de persoon die voor de "Kaasroute" heeft gekozen dus het risico om de successierechten te betalen als de schenker binnen drie jaar ( of zeven jaar) na de akte overlijdt (tenzij dit risico door een verzekering wordt gedekt).

  1. In het vizier van VLABEL

De Vlaamse Belastingsdienst (VLABEL) probeert al enkele jaren deze planning die het mogelijk maakt om te schenken zonder schenkingsrechten te betalen, te bestrijden omdat ze dit onrechtvaardig acht gelet op de zeer lage tarieven voor schenkingsrechten op roerende goederen.

Zo had Vlabel het standpunt ontwikkeld dat een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik niet meer kon gebeuren zonder voorafgaande registratie om de betaling van successierechten bij het overlijden van de schenker te vermijden. Dit sterk bekritiseerde standpunt werd door de Raad van State in een arrest van 12 juni 2018 nietig verklaard omdat het in strijd is met de wet.

Het is in deze context dat de federale wetgever de gewesten komt redden door een wetsvoorstel in te dienen dat hen ten goede komt omdat de schenkingsrechten in de schatkist van de gewesten terechtkomen.

  1. Alleen registratie van notariële schenkingen

Het wetsvoorstel beoogt een einde te maken aan de "Kaasroute" door de registratie van buitenlandse notariële akten betreffende roerende schenkingen verplicht te stellen.

Niet alle schenkingen vallen dus onder de verplichting om zich aan de schenkingsrechten te onderwerpen.

Het voorstel heeft enkel betrekking op schenkingen bij authentieke akte en na de goedkeuring van een amendement, enkel op roerende schenkingen.

Met andere woorden, een schenker zal altijd de mogelijkheid hebben om roerende voorwerpen (schilderijen, meubels, enz.) te schenken via een “handgift”. Giften van bankrekeningen of geldbedragen in volle eigendom met een pacte adjoint (om met name te voorzien in een retourclausule of een lijfrente) zullen nog steeds mogelijk zijn zonder dat de schenking hoeft te worden geregistreerd, maar altijd met gevolgen op het vlak van de successierechten als de schenker binnen drie (of zeven) jaar overlijdt.

Hoewel de registratie een federale bevoegdheid is, zou deze wijziging de drie gewesten concreet ten goede komen: elke roerende schenking die een Vlaamse, Waalse of Brusselse schenker betreft, zou moeten worden geregistreerd en zou dan noodzakelijkerwijze registratierechten met zich meebrengen die in de schatkist van de gewesten zouden terechtkomen.

Deze kwestie van bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de deelstaten kwam aan bod op 1 juli in de Commissie Financiën en Begroting na een amendement waarin werd gesteld dat het in feite een wetsvoorstel betreft dat een bijzondere meerderheid vereist (artikel 77 van de Grondwet) en niet alleen een gewone meerderheid (artikel 74 van de Grondwet). Dit amendement werd echter verworpen omdat een gewone wet zou volstaan om een formele registratieverplichting te wijzigen en omdat het voorstel geen invloed zou hebben op de belastinggrondslag (die op haar beurt onder de bevoegdheid van de regio's valt).

  1. Moeten we ons haasten om schenkingen te verrichten?

In dit stadium is het slechts een wetsontwerp dat het parlementaire proces nog moet doorlopen. Het is echter met spoed aangenomen en de artikelen van het wetsvoorstel zijn op 1 juli in eerste lezing reeds goedgekeurd. Uit de parlementaire stukken is herhaaldelijk gebleken dat men bereid is om vóór 21 juli over het wetsvoorstel te stemmen. Daarom werd het verzoek van bepaalde parlementsleden om de Raad van State om advies te vragen over de juridische kwestie van de gewone of bijzondere meerderheid van stemmen geweigerd. Gelet op de gerezen vragen heeft de commissie uiteindelijk besloten om over te gaan tot een tweede lezing van de aangenomen artikelen van het voorstel, waardoor de termijn voor de eindstemming de facto is vertraagd. Maar wanneer vindt deze plaats?

Een belastingplichtige die van plan is een schenking te doen voor een Nederlandse notaris moet dit zeker snel doen, aangezien de wet - indien aangenomen - tien dagen na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad in werking treedt.

Deze verschuiving naar een verplichting om registratierechten te betalen kan aanleiding geven tot de vrees voor een verdere "verzwaring" van het systeem: (i) de verhoging van de reeds in Vlaanderen aangekondigde periode van drie jaar tot vier jaar, of zelfs (ii) de verhoging van de forfaitaire tarieven, indien de registratie verplicht wordt.

In de praktijk zou dit de belastingconcurrentie tussen de verschillende regio's, die verschillende wegen zouden kunnen kiezen, verder kunnen doen toenemen. Het is de moeite waard eraan te herinneren dat de regio die bevoegd is om schenkingsrechten te heffen, de regio is waar de schenker zijn fiscale woonplaats heeft, wat sommige belastingbetalers ertoe zou kunnen aanzetten om naar een andere regio te verhuizen waarvan de wetgeving voor hen gunstiger zou zijn.


U kunt contact met ons opnemen als u vragen hebt: rt@tetralaw.com.

Share

WORDEN ALLE NOTARIËLE SCHENKINGEN VAN ROERENDE GOEDEREN BINNENKORT AAN DE VERPLICHTE SCHENKINGSBELASTING ONDERWORPEN?

Afdeling : 

Een op 17 juni ingediend wetsvoorstel (Ecolo/Groen/CD&V/Spa/PS) voorziet in de verplichting om alle notariële schenkingsakten te laten registreren.

Als dit voorstel wordt aangenomen, betekent dit het einde van de notariële akten die in Nederland worden verleden om de registratiekosten van 3%, 3,3%, 5,5% of 7% op een roerende schenking in België te vermijden.

I. HET PRINCIPE

Alle Belgische notariële akten moeten verplicht worden geregistreerd. Dit is een regel van het Wetboek der Registratierechten.

Bovendien vereist het Burgerlijk Wetboek, op straffe van nietigheid, dat elke directe schenking (en dit zal bijvoorbeeld noodzakelijkerwijs het geval zijn bij een schenking onder voorbehoud van vruchtgebruik) via authentieke akte gebeurt. De combinatie van deze twee regels zal er noodzakelijkerwijs toe leiden dat, indien de schenking voor een Belgische notaris gebeurt, de schenkingsakte aan de schenkingsrechten wordt onderworpen.

De Belgische belastingplichtige is er al tientallen jaren in geslaagd om deze verplichte belasting te vermijden, met inachtneming van de regels van het Burgerlijk Wetboek. De oplossing bestaat erin de schenking te laten registreren bij een notaris in het buitenland, maar niet in om het even welk land: het was noodzakelijk om naar een staat te gaan waar geen schenkingsrecht verschuldigd is wanneer de handeling plaatsvindt tussen twee personen die geen inwoners zijn van die staat. Dit is met name het geval voor Nederland (en enkele kantons in Zwitserland).

Dit is algemeen bekend als de "Kaasroute".

II. WEES ECHTER OP DE HOOGTE VAN DE TIJDSLIMIET VAN 3 JAAR

Het Wetboek der successierechten bepaalt dat wanneer een schenking niet is geregistreerd, de successierechten verschuldigd zijn als de schenker binnen drie jaar na de schenking overlijdt (of zeven jaar in bijzondere gevallen).

Bij gebrek aan spontane registratie loopt de persoon die voor de "Kaasroute" heeft gekozen dus het risico om de successierechten te betalen als de schenker binnen drie jaar na de akte overlijdt (tenzij dit risico door een verzekering wordt gedekt).

III. IN HET VIZIER VAN VLABEL

De Vlaamse Belastingsdienst (VLABEL) probeert al enkele jaren deze planning die het mogelijk maakt om te schenken zonder schenkingsrechten te betalen, te bestrijden omdat ze dit onrechtvaardig acht gelet op de zeer lage tarieven voor schenkingsrechten op roerende goederen.

Zo had Vlabel het standpunt ontwikkeld dat een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik niet meer kon gebeuren zonder voorafgaande registratie om de betaling van successierechten bij het overlijden van de schenker te vermijden. Dit sterk bekritiseerde standpunt werd door de Raad van State in een arrest van 12 juni 2018 nietig verklaard omdat het in strijd is met de wet.

Het is in deze context dat de federale wetgever de gewesten komt redden door een wetsvoorstel in te dienen dat hen ten goede komt omdat de schenkingsrechten in de schatkist van de gewesten terechtkomen.

IV. ALLEEN REGISTRATIE VAN NOTARIËLE SCHENKINGEN

Het wetsvoorstel beoogt een einde te maken aan de "Kaasroute" door de registratie van buitenlandse notariële akten betreffende roerende schenkingen verplicht te stellen.

Niet alle schenkingen vallen dus onder de verplichting om zich aan de schenkingsrechten te onderwerpen.

Het voorstel heeft enkel betrekking op schenkingen bij authentieke akte (paradoxaal genoeg valt elke schenking - roerende of onroerende - onder de tekst zoals die nu is opgesteld, terwijl het de bedoeling is dat alleen roerende schenkingen eronder vallen).

Met andere woorden, een schenker zal altijd de mogelijkheid hebben om roerende voorwerpen (schilderijen, meubels, enz.) te schenken via een “handgift”. Giften van bankrekeningen of geldbedragen in volle eigendom met een pacte adjoint (om met name te voorzien in een retourclausule of een lijfrente) zullen nog steeds mogelijk zijn zonder dat de schenking hoeft te worden geregistreerd, maar altijd met gevolgen op het vlak van de successierechten als de schenker binnen drie (of zeven) jaar overlijdt.

Hoewel de registratie een federale bevoegdheid is, zou deze wijziging de drie gewesten concreet ten goede komen: elke roerende schenking die een Vlaamse, Waalse of Brusselse schenker betreft, zou moeten worden geregistreerd en zou dan noodzakelijkerwijze registratierechten met zich meebrengen die in de schatkist van de gewesten zouden terechtkomen.

V. MOETEN WE ONS HAASTEN OM SCHENKINGEN TE VERRICHTEN?

In dit stadium is het slechts een wetsontwerp dat het parlementaire proces nog moet doorlopen. Het is echter met spoed aangenomen. Het wetgevingsproces moet dus snel verlopen als de tekst uiteindelijk wordt goedgekeurd.

Een belastingplichtige die van plan is een schenking te doen voor een Nederlandse notaris moet dit zeker snel doen, aangezien de wet - indien aangenomen - tien dagen na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad in werking treedt.

Deze verschuiving naar een verplichting om registratierechten te betalen kan aanleiding geven tot de vrees voor een verdere "verzwaring" van het systeem: (i) de verhoging van de reeds in Vlaanderen aangekondigde periode van drie jaar tot vier jaar, of zelfs (ii) de verhoging van de forfaitaire tarieven, indien de registratie verplicht wordt.

In de praktijk zou dit de belastingconcurrentie tussen de verschillende regio's, die verschillende wegen zouden kunnen kiezen, verder kunnen doen toenemen. Het is de moeite waard eraan te herinneren dat de regio die bevoegd is om schenkingsrechten te heffen, de regio is waar de schenker zijn fiscale woonplaats heeft, wat sommige belastingbetalers ertoe zou kunnen aanzetten om naar een andere regio te verhuizen waarvan de wetgeving voor hen gunstiger zou zijn.


U kunt contact met ons opnemen als u vragen hebt: rt@tetralaw.com.

Share

Schenking van een levensverzekeringsovereenkomst in het Vlaams Gewest, uitspraak Grondwettelijk Hof: appels en peren zijn niet te vergelijken

Afdeling : 

In zijn  arrest van 28 februari 2019 (rolnummer 6075) heeft het Grondwettelijk Hof het standpunt van de Vlaamse decreetgever op het vlak van de schenking van een levensverzekeringsovereenkomst (hierna « LVO ») bevestigd: erfbelasting zal verschuldigd zijn op de meerwaarde die aangroeide tussen het moment van schenking en het overlijden van de schenker van de levensverzekering.

I.Voorgeschiedenis : VLABEL vs. federale belastingadministratie en DVB

Erfbelasting is verschuldigd op de waarde van al hetgeen uit de nalatenschap van een rijksinwoner wordt verkregen. Hierbij worden onder meer alle goederen bedoeld die zich in het vermogen bevinden op het ogenblik van het overlijden, ongeacht of deze worden verkregen door wettelijke erfopvolging, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling. Naast de bestaande goederen op het ogenblik van het overlijden kan eveneens erfbelasting verschuldigd zijn door het spelen van “wettelijke ficties” met betrekking tot goederen die – juridisch beschouwd - het vermogen van de erflater reeds hadden verlaten vόόr zijn overlijden.

Bij het sluiten van een levensverzekeringsovereenkomst verkrijgt de verzekeringsnemer bepaalde rechten: om de overeenkomst gedeeltelijk of volledig af te kopen, om de overeenkomst in pand te geven, om een of meerdere begunstigden aan te duiden enz.  Wanneer de verzekerde overlijdt loopt de overeenkomst ten einde en is de verzekeraar gehouden de sommen door te storten aan de begunstigden. De begunstigden genieten - in rechte – van een beding dat in hun voordeel door de erflater werd opgemaakt. Zonder de wettelijke fictie zouden deze sommen aan erfbelasting ontsnappen. Deze wettelijke fictie is opgenomen in artikel 2.7.1.0.6, § 1, eerste lid Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF): alle sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater of door een derde in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon. Het derdenbeding opgenomen in de levensverzekeringsovereenkomst wordt dus fictief gelijkgesteld met een legaat.

Wat in het geval van schenking van een overeenkomst ?

Indien de verzekeringsnemer, en verzekerd hoofd, (A) de overeenkomst overdraagt aan zijn nakomeling of aan eender welke begunstigde (B), is er dan nog een beding ten behoeve van een derde? Ten gevolge van deze schenking wijzigt de verhouding A-A-B in een verhouding B-A-B. Vroeger werd aangenomen dat door deze schenking geen erfbelasting verschuldigd was omdat de nieuwe verzekeringsnemer aldus ten behoeve van zichzelf zou hebben bedingen (cf. brief van 9 april 2013 van de Dienst Patrimoniumdocumentatie, nr. EE/105.349, alsmede enkele beslissingen van de DVB – 2016.813 van 6 juli 2017, 2018.0332 van 5 juni 2018).

Standpunten nr. 15133 et 15142 van 12 oktober 2015 en 21 december 2015

VLABEL oordeelde dat een schenking de gelijkstelling aan een legaat zoals bedoeld in artikelen 2.7.1.0.6. en art. 2.7.1.0.8. VCF niet tenietdoet.  Volgens VLABEL ontving de initiële begunstigde bij het overlijden de sommen van de verzekeraar op grond van het oorspronkelijke beding in zijn voordeel, en ontsnapt hij niet aan de erfbelasting, hoewel dergelijke schenking evenzeer het recht inhoudt om begunstigden aan te duiden.

Decreet van 23 december 2016 : einde van de controverse ?

De Vlaamse decreetgever diende tussen te komen om een einde te stellen aan deze controverse en aan de kritiek op VLABEL. Met die tussenkomst zag VLABEL evenwel haar standpunt bevestigd. Het decreet had immers tot doel om de sommen die elke begunstigde van een levensverzekeringsovereenkomst bij het overlijden van de initiële verzekeringsnemer ontvangt aan de erfbelasting te onderwerpen, en zulks ongeacht of die overeenkomst al dan niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een schenking en al dan niet aan schenkbelasting werd onderworpen.

Magere troost

Met het oog op een gelijke behandeling en ter vermijding van een dubbele (economische) belasting voorziet het decreet wel in een vermindering van de belastbare grondslag voor de erfbelasting met het bedrag dat heeft gediend als grondslag voor de heffing van de schenkbelasting. Met andere woorden zal enkel de  meerwaarde die verwezenlijkt werd tussen de schenking en het overlijden aan erfbelasting onderhevig zijn.

II. Aan het Grondwettelijk Hof werd gevraagd of de verschillende behandeling van begiftigden van roerende goederen gerechtvaardigd kan worden?

Stel dat A twee kinderen heeft, B en C.  A gaat over tot twee schenkingen: aan B geeft hij een aandelenportefeuille t.w.v. 1 000 000,00 euro, en aan C een levensverzekeringsovereenkomst met een afkoopwaarde van 1 000 000,00 euro ten tijde van de schenking. Beide schenkingen worden geregistreerd en onderworpen aan een schenkbelasting t.w.v. 30 000,00 euro.  A overlijdt vervolgens.  Bij zijn overlijden is de waarde van zowel de aandelenportefeuille als de levensverzekeringsovereenkomst gestegen. Waar B geen rechten meer verschuldigd zal zijn, zal C erfbelasting moeten betalen op deze meerwaarde.

Hoe kan deze verschillende behandeling worden gerechtvaardigd?

Geen antwoord van het Grondwettelijk Hof?

Ook al wilde het Grondwettelijk Hof begrip hebben voor de wens van de decreetgever om elke uitkering van een levensverzekeringsovereenkomst aan belasting te onderwerpen op het ogenblik van het overlijden, zodat begunstigden van zulke overeenkomsten gelijk worden behandeld ongeacht of er een schenking gebeurde of niet, werd geen antwoord gegeven op voormelde vraag. Het Hof riep weliswaar de bijzondere aard in van de levensverzekering als investeringsgoed, zonder daar inhoudelijk op in te gaan. Het Hof overwoog enkel dat zulke verzekering toelaat dat na de schenking een hogere waarde wordt verkregen dan de afkoopwaarde op het moment van de schenking, en dit zonder dat de begunstigde enige prestaties levert. De vraag rijst of dezelfde vaststelling ook niet geldt voor een aandelenportefeuille? Volgens het Grondwettelijk Hof zou de begiftigde-begunstigde pas bij het overlijden van de initiële erflater-verzekeringsnemer de prestaties verkrijgen, die voortvloeien uit de rechtsverhouding met de verzekeraar.

Wat dient te worden besloten?

Volgens het Grondwettelijk Hof heeft de Vlaamse decreetgever doelbewust gekozen om de sommen die een begunstigde ontvangt uit een levensverzekeringovereenkomst aan erfbelasting te onderwerpen, vermits de overeenkomst in werkelijkheid bij het overlijden afloopt en de begunstigde dan pas verkrijgt was de verzekeringsnemer hem daadwerkelijk heeft willen overdragen. Dit is niet het geval voor andere goederen. Volgens het Grondwettelijk Hof vermocht de decreetgever dit verschil in behandeling tot stand brengen. Appels en peren zijn met name niet te vergelijken. We betreuren echter dat er geen duidelijker onderscheid werd gemaakt. Dit arrest laat de rechtspraktijk met veel vragen na.

III. Relevantie voor overige gewesten?

Uit dit arrest kan worden besloten dat een schenking van een levensverzekeringsovereenkomst in de twee andere gewesten wel nog mogelijk is en in dat geval, althans in de huidige stand van de wetgeving, geen successierechten verschuldigd zijn op enige meerwaarde.

Share

DE HERVORMING VAN HET ERFRECHT : WAT MOETEN WE DOEN VÓÓR 1 SEPTEMBER 2018?

Afdeling : 

De wet van 31 juli 2017, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, heeft ingrijpende wijzigingen aangebracht in ons Burgerlijk Wetboek. De wetgever wil de huidige regels vereenvoudigen en moderniseren en tegelijkertijd toch een grotere beschikkingsvrijheid over het vermogen toelaten. Aldus zal het boegbeeld van deze hervorming, het beschikbare deel, voortaan gelijk zijn aan 50% van het vermogen, onafgezien van het aantal kinderen. De wetgever heeft rekening willen houden met de evolutie van de samenleving (i) de mensen leven steeds langer en (ii) hebben vaak meerdere levens. Deze wet zal van toepassing zijn op alle nalatenschappen die openvallen vanaf 1 september 2018. Alle schenkingsaktes, zelfs de voorgaande, zullen dus, in principe, worden onderworpen aan de nieuwe regels behoudens in bepaalde gevallen (automatisch of via een bevestiging van een notaris die moet tussenkomen vóór 1 september 2018).

I. DE BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN

1. De reserve en de inkorting van schenkingen

Heden zijn de erfgenamen aan wie de wet een voorbehouden erfdeel toekent de afstammelingen, de echtgenoot en bij gebreke aan afstammelingen, de bloedverwanten in opgaande lijn. Het beschikbare deel bedraagt 50% (in geval van één kind), 1/3 (in geval van twee kinderen) en ¼ (in geval van drie kinderen of meer).

Vanaf 1 september 2018 zal de reserve van de afstammelingen begrepen worden als een globale reserve gelijk aan de helft van de nalatenschap. De andere helft zal aangerekend worden voor het beschikbare deel.

De reserve van de langstlevende echtgenoot werd niet gewijzigd (behalve voor wat betreft de concrete reserve die werd uitgebreid tot het huurrecht op de gezinswoning). Tijdens de waardering van deze reserve werd echter voorzien dat de langstlevende echtgenoot zijn recht niet meer zal kunnen laten gelden op de inkorting op giften gedaan voor zijn huwelijk met de schenker.

De reserve van de bloedverwanten in opgaande lijn werd afgeschaft en vervangen door een onderhoudsvordering in geval van behoeftigheid (beperkt tot een vierde van de nalatenschap).

De erflater zal dus vrij kunnen beschikken over de helft van zijn vermogen. Vanaf 1 september 2018 zal de inkorting van een schenking gebeuren door mindere ontvangst. De begiftigde zal dus het goed behouden en zal het dus onder andere moeten compenseren in geld. Hij kan echter instemmen met een inkorting in natura. Grote nieuwigheid in de wet: de waardering van goederen. In het kader van de inkorting zal de geïndexeerde waarde van de geschonken activa op de dag van de schenking in rekening worden genomen. Indien de schenker echter niet vrij heeft kunnen beschikken over de geschonken goederen omwille van bijvoorbeeld een last van onbeschikbaarheid of een vruchtgebruik, zal de waardering van het goed gebeuren op de dag waarop de last zal ophouden of het vruchtgebruik zal vervallen.

2. De inbreng van schenkingen

De inbreng van schenkingen beoogt de gelijkheid tussen de verschillende reservataire erfgenamen te behouden. Bij gebreke aan verduidelijking zullen de giften ten opzichte van de echtgenoot en de afstammelingen heden geacht worden voor inbreng vatbaar te zijn.

Op dit vlak zijn drie belangrijke wijzigingen te noteren.

  • Enkel de schenkingen gedaan aan afstammelingen zullen nog geacht worden voor inbreng vatbaar te zijn. De inbreng zal dus niet meer bestaan voor of jegens de langstlevende echtgenoot. Voor schenkingen uitgevoerd vóór 1 september 2018 heeft de wetgever echter het behoud toegelaten van de regels m.b.t. de wijze van inbreng zoals ze voorzien werden tijdens de schenking.
  • De inbreng van schenkingen zal uitgevoerd worden door mindere ontvangst en rekening houdende met de geïndexeerde waarde op de dag van de schenking (harmonisering met de regels van toepassing op het vlak van inkorting; onderscheid gemaakt volgens dat de begiftigde al dan niet vrij heeft kunnen beschikken over de geschonken goederen).
  • Heden is het mogelijk om een schenking die voor inbreng vatbaar is te transformeren in een niet voor inbreng vatbare schenking. Het omgekeerde is echter onmogelijk. De nieuwe wet zal een wijziging toelaten in de twee richtingen, onder voorbehoud van het akkoord van de begiftigde.

3. Overeenkomsten over toekomstige nalatenschappen

Het principe van het verbod op overeenkomsten over toekomstige nalatenschappen blijft van toepassing maar het wordt versoepeld. De wet heeft inderdaad globale erfovereenkomsten voorzien (noodzakelijkerwijze af te sluiten met alle erfgenamen in nederdalende lijn) en punctueel (die kunnen tussenkomen tussen sommigen onder hen). In de twee gevallen zullen de erfovereenkomsten de vorm hebben van een notariële akte en een belangrijk formalisme moeten respecteren.

Dankzij deze overeenkomsten kunnen de gerealiseerde schenkingen worden vastgelegd om alle betwisting te vermijden tussen de erfgenamen op de dag van het openvallen van de nalatenschap van de schenker. Deze laatste zal ze moeten detailleren en waarderen om aan te tonen dat er volgens hem een evenwicht is behouden, hoe subjectief ook, tussen zijn verschillende afstammelingen. Indien alle partijen deze overeenkomst tekenen, doen zij definitief afstand van hun recht om de inkorting van een schenking te vragen of de waarde ervan te betwisten.

Naast het zwaar formalisme dat rust op de opstelling van deze overeenkomsten, maakt ook de fiscale onzekerheid ervan dat hiervoor minder wordt geopteerd: de akte moet voor een notaris plaatsvinden, zouden de registratierechten verschuldigd zijn op de reeds tussengekomen schenkingen en precies geïnventariseerd zijn in de overeenkomst? De vraag blijft open.

4. De omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot

De omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot blijft mogelijk, behalve voor wat betreft de familiewoonst (er is en er zal altijd het akkoord nodig zijn van de langstlevende echtgenoot). Indien de rechter heden echter beschikt over een beoordelingsbevoegdheid, dan zal hij hier in de toekomst niet meer op dezelfde manier over beschikken. De nieuwe wet vereist inderdaad niet meer de tussenkomst van een magistraat in geval van kinderen van een ander huwelijk. Bovendien zal deze omzetting niet kunnen betwist worden en zullen enkel de wettelijke tabellen van toepassing zijn.

II. GEVOLGEN OP DE REEDS INGEVOERDE SUCCESSIEPLANNINGEN

Wij hebben ons gebogen over enkele situaties die frequent in de praktijk voorkomen om deze te analyseren in het licht van de nieuwe wet.

1. Tussen echtgenoten

De schenking tussen echtgenoten, getrouwd in een stelsel van scheiding van goederen, wordt vaak bevoorrecht wanneer de kinderen nog jong zijn. Zij is zeer soepel (herroepbaarheid van de schenkingen tussen echtgenoten) en als ze vatbaar is voor inbreng in natura, behoudt zij de ‘natuurlijke’ effecten in het geval van overlijden van de schenker: het goed geschonken in blote eigendom wordt ingebracht ten voordele van de kinderen en de langstlevende echtgenoot behoudt het vruchtgebruik. Uit fiscaal oogpunt worden echter de successierechten vermeden.

Gezien de afschaffing van de inbreng door de langstlevende echtgenoot van de ontvangen giften van de erflater, moet echter deze handelswijze herzien worden. De activa geschonken aan de echtgenoot zullen immers niet meer ingebracht worden in de nalatenschap maar zullen prioritair worden aangerekend op het beschikbare deel. Indien bij het overlijden van de tweede echtgenoot de geschonken activa zich nog in het vermogen bevinden, zullen de kinderen van de schenker successierechten betalen op deze activa (behoudens voorafgaande planning door de tweede echtgenoot). Het zou dus interessant zijn om in de vaak voorkomende hypothese dat de schenker zijn echtgenoot niet als dusdanig wenst te bevoordelen ten opzichte van zijn kinderen, een schenking te plannen aan zijn echtgenoot, vatbaar voor inbreng in natura jegens de nalatenschap en dit vanaf 1 september 2018.

Door de toepassing van de bij wet voorziene overgangsregels zullen inderdaad alle reeds gerealiseerde schenkingen (op 1 september 2018) op basis van dit schema van toepassing kunnen blijven tot op de dag van het overlijden van de schenker, zoals door deze laatste oorspronkelijk voorzien en gewild.

2. Jegens de afstammelingen

In het kader van schenkingen kwam het veelvuldig voor dat, wanneer een schenker activa bezat van een verschillende waarde en aard (cash, effecten en onroerend goed), gebruik werd gemaakt van de techniek van de « dubbele akte ». Deze methode bestond eruit om dezelfde goederen, dezelfde dag, aan alle afstammelingen in onverdeeldheid te schenken om te vermijden dat op de dag van het openvallen van de nalatenschap de toepassing van de regels van inbreng ongewenste ongelijkheden tussen de kinderen zouden doen ontstaan. Vervolgens zorgden de kinderen ervoor dat zij nadien uit de onverdeeldheid traden en de geschonken activa tussen hen verdeelden, volgens hun affiniteiten. Deze methode zou haar bestaansreden kunnen verliezen gezien de harmonisering van de waarderingsregels op dit vlak. Het zal immers volstaan dat de waarde van de geschonken goederen op de dag van de schenking (in volle eigendom) dezelfde is voor elke begiftigde.

Er dient echter gedacht te worden (i) aan de echtgenoot jegens dewelke deze schenkingen niet meer vatbaar zullen zijn voor inbreng en (ii) aan de ‘gelijkheid’ van de regels op het vlak van waardering die zullen worden vernietigd in het geval van een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik. 

Voor wat de echtgenoot betreft, heeft de wetgever voorzien dat er, in het geval dat de schenking tussenkomt na het huwelijk en dat ze is uitgevoerd met voorbehoud van vruchtgebruik, een « blijvend » vruchtgebruik is voor de langstlevende echtgenoot. Aangezien dit vruchtgebruik een nieuw recht van erfrechtelijke aard was, gaan wij van de veronderstelling uit dat het niet belast zal worden op successierechten. Dankzij deze bepaling zal dus in fine, zoals vroeger, de langstlevende echtgenoot kunnen genieten van een niet belastbaar erfvruchtgebruik op de goederen geschonken door zijn echtgenoot aan de kinderen.

Voor wat echter de inbreng betreft, zal men zich moeten baseren op de waarde van het goed op de dag van het overlijden (indien de erflater niet vooraf van zijn vruchtgebruik had afgezien) en zouden bijgevolg ongelijkheden enkel verbonden aan de inbreng weer kunnen opduiken. De techniek van de dubbele akte zal dus niet noodzakelijkerwijze voorbijgestreefd zijn.

3. Jegens derden

Ook al is het waar dat dankzij de verhoging van het beschikbare deel in een groot deel van de gevallen derden ruimer kunnen worden bevoordeeld, dient er echter genoteerd te worden dat in bepaalde bijzondere gevallen de situatie verschillend zal zijn, onder andere wanneer de erflater zijn echtgenoot heeft willen inkorten op zijn reserve. In dat geval heeft de wetgever voorzien dat de reserve van de afstammelingen (namelijk de kinderen) vrij moest zijn van vruchtgebruik. Bijgevolg zal de reserve van de langstlevende echtgenoot aangerekend worden voor zijn vruchtgebruik op het beschikbare deel. Aldus zullen de giften in volle eigendom die de erflater zou hebben gedaan aan derden (en die noodzakelijkerwijze aangerekend worden op het beschikbare deel) systematisch ingekort worden op de blote eigendom. Indien daarentegen de rechten van de langstlevende echtgenoot niet bij testament werden ingekort, zal de verdeling vruchtgebruik / blote eigendom zoals voorheen tussenkomen, tussen de kinderen en de echtgenoot.

Eén van de belangrijkste pijlers van de hervorming was precies het principe van verhoogde autonomie dat vertaald werd door de kwantitatieve uitbreiding van het beschikbare deel. Hierdoor kan men grotere legaten uitvoeren aan derden zoals bijvoorbeeld aan stiefkinderen (trouwens rekening houdende met de gunstige tarieven in de verschillende regio’s) of aan liefdadigheidswerken.

Iedereen is betrokken - zelfs degenen die er niet zouden aan denken - : men moet inderdaad zeer oplettend zijn en de bewoording van de huidige testamentaire bepalingen nazien: een persoon die drie kinderen heeft en die aan een vriend /een stichting het grootst beschikbare deel nalaat, laat hem/haar heden een vierde van zijn nalatenschap na terwijl hij vanaf 1 september 2018 hem/haar de helft van zijn nalatenschap zal nalaten.

III. BESLUIT

Deze hervorming brengt er ons toe terug te komen op onze praktijken uit het verleden om zich ervan te verzekeren dat de oorspronkelijke wil van de schenker of van de erflater wordt gerespecteerd in het licht van de nieuwe wettelijke bepalingen.

Het evenwicht in de families werd immers gewijzigd en het is belangrijk om tijdens de volgende tien maanden na te gaan of de schenkingsaktes of de testamentaire bepalingen vermeldingen bevatten die gecorrigeerd moeten worden en of het nodig is om het behoud ervan te bevestigen in een uitdrukkelijke verklaring bij de notaris.

In de toekomst zullen nieuwe regels meer vrijheid toekennen aan de schenker/erflater en meer rechtszekerheid aan de begiftigde /legataris.

Tenslotte is het absoluut noodzakelijk de evolutie van de huidige hervorming te volgen op het vlak van huwelijksstelsels want deze twee materies zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en zullen ook gevolgen hebben op de organisatie van het vermogen van families.

Share

DE MAATSCHAP NIET WEG MET HET BADWATER WEGGOOIEN

Afdeling : 

I. Saga van de gesplitste inschrijving: Standpunt n° 15004

De saga van de gesplitste inschrijving blijft opschudding veroorzaken in het Vlaamse Gewest. Oorzaak hiervan is de publicatie op 26 april 2017 op de internetsite van VLABEL van de laatste update van beslissing nr. 15004 met ditmaal als mikpunt de schenking van de blote eigendom van de aandelen van een maatschap.

Ter herinnering omvat artikel 2.7.1.0.7 van de Vlaamse Codex fiscaliteit, hierna « VCF » genoemd (tegenhanger van artikel 9 van het Wetboek der successierechten) een fictiebepaling volgens dewelke roerende of onroerende goederen, verkregen in vruchtgebruik door de toekomstige overledene en in blote eigendom door diens erfgenamen,  geacht worden deel uit te maken van de nalatenschap van de vruchtgebruiker, tenzij het bewezen wordt dat de verkrijging niet een bedekte bevoordeling is ten behoeve van de begunstigde.  Op basis van cassatierechtspraak aanvaardde de fiscus lange tijd dat het tegenbewijs was geleverd indien de partijen aantoonden dat een schenking (zelfs van ouder aan kind) deze gesplitste aankoop had toegelaten.

Dit mechanisme stond evenwel op de zwarte lijst die werd uitgegeven door de federale belastingadministratie in haar omzendbrief van 19 juli 2012, om met een latere omzendbrief van 10 april 2013 weer van die lijst te worden geschrapt.

Dit uitstel was geen lang leven beschoren, nu de fiscus met een beslissing van 19 april 2013 meende dat het in artikel 9 van het Wetboek der successierechten vereiste tegenbewijs niet zou kunnen bestaan uit een voorafgaande schenking.

Nadat zij door de Minister van Financiën werd teruggefloten, heeft de administratie op 18 juli 2013 beslissing (RJ S9/06-07)  gepubliceerd, volgens dewelke een voorafgaande schenking zal kunnen gelden als tegenbewijs in twee hypotheses:

  1. wanneer de voorafgaande schenking aan de heffing van het registratierecht voor schenkingen werd onderworpen, of,
  2. wanneer wordt aangetoond dat de begunstigde van de schenking vrij over de gelden heeft kunnen beschikken, wat bijvoorbeeld het geval kan zijn als wordt aangetoond dat de schenking door de verkrijger van het vruchtgebruik niet specifiek bestemd was voor de financiering van de aankoop van de blote eigendom in het kader van de gesplitste aankoop.

Door een beslissing van 21 maart 2016 (nr. 15004) heeft VLABEL standpunt ingenomen m.b.t. de toepassing van artikel 2.7.1.0.7 van de VCF: voor wat betreft de gesplitste aankoop van roerende of onroerende goederen volgt VLABEL het bovenvermeld federaal standpunt. Niettemin werd een bijkomende vermelding toegevoegd die diametraal staat tegenover het federaal standpunt m.b.t. de gesplitste inschrijving.

VLABEL preciseert dat artikel 2.7.1.0.7 VCF ook van toepassing is op gesplitste inschrijvingen van effecten en geldbeleggingen. Het tegenbewijs van het vermoeden kan op dezelfde wijze worden geleverd als voor deze beschreven voor de gesplitste aankoop van goederen.

Met andere woorden gaat VLABEL precies in tegen het federaal standpunt aangezien in haar beslissing opgenomen in het repertorium van de administratie uitdrukkelijk wordt vermeld dat de beslissing op het vlak van gesplitste aankoop niet wordt toegepast naar analogie met de gesplitste inschrijvingen.

II. TOEPASSING OP DE MAATSCHAP

1. De effecten van de maatschap en de achterliggende activa

In haar nieuwe versie valt VLABEL de maatschappen aan. Aangezien zij geen rechtspersoonlijkheid hebben, zijn zij – herinnert VLABEL eraan – fiscaal transparant. Bijgevolg, vanuit de optiek van registratie- of erfbelasting, dient volgens VLABEL rekening te worden gehouden met de onderliggende activa. Wanneer de activa ingebracht in de maatschap uit effecten of geldbeleggingen bestaan, zal het vermoeden van artikel 2.7.0.1.7 van de VCF van toepassing zijn. Bijgevolg, indien het bewijs van een voorafgaandelijk geregistreerde schenking (om het vermoeden van de bevoordeling te weerleggen) niet wordt aangebracht, zal de gesplitste inschrijving van onderliggende effecten of geldbeleggingen als een legaat worden beschouwd.

Deze gesplitste inschrijving zal hetzij (i) materieel zijn (zoals volgt uit het aandelenregister of bankdocumenten) of (ii) juridisch (resulterend uit handelingen in die zin, zoals bijvoorbeeld een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik).

2. Het “resultaat” van de burgerlijke maatschap

Voor wat de maatschap betreft, gaat de VLABEL een stap verder in haar redenering.

Het vermoeden van bevoordeling zal aldus ook van toepassing kunnen zijn op de vruchten van deze effecten en geldbeleggingen.

Inderdaad, indien de opbrengst van deze activa zelf in blote eigendom en vruchtgebruik moest worden ingeschreven (voor de erfgenamen enerzijds en de decujus, anderzijds), dan zou artikel 2.7.1.0.7 van de VCF ook op deze vruchten van toepassing zijn.

Een synthetische tabel zou als volgt kunnen worden opgesteld:

Geregistreerde voorafgaande schenking

Uitgekeerde burgerlijke vruchten

Gebruik van de burgerlijke vruchten door de vruchtgebruiker

Artikel

2.7.0.1.7

Ja

Ja

Volle eigendom

Niet van toepassing (let echter op bij schenking door de vruchtgebruiker binnen de drie jaar voorafgaand aan het overlijden: toepassing van artikel 2.7.1.0.5)

Ja

Ja

Vruchtgebruik-

Blote eigendom

Van toepassing op de nieuwe gesplitste inschrijving

Nee

Nee

-

Ja, op het geheel (voorafgaande schenking – burgerlijke vruchten en andere opbrengsten).

Nee

Ja

Volle eigendom

Toepassing op het geheel, met inbegrip van de burgerlijke vruchten, maar mogelijkheid van herleiding

Ja

Nee

-

Toepassing op de burgerlijke vruchten maar niet op voorafgaande schenking noch op de meerwaarden

 

3. Vervanging van de initiële effecten en geldbeleggingen

Het standpunt nr. 15004 preciseert echter dat de vervanging van initieel gesplitst ingeschreven effecten en geldbeleggingen door andere effecten en geldbeleggingen die ook gesplitst zijn ingeschreven niet als een nieuwe gesplitste inschrijving wordt beschouwd. Om dus het vermoeden van artikel 2.7.1.0.7 van de VCF te weerleggen, zal de blote eigenaar een afwezigheid van bedekte bevoordeling enkel dienen aan te tonen voor de initiële inschrijving.

4. Inwerkingtreding

De belasting zal plaatsvinden indien de vruchtgebruiker een Vlaamse inwoner is op het ogenblik van het overlijden, welke ook de verblijfplaats was op het ogenblik van de gesplitste inschrijving van de effecten tussengekomen vanaf 1 juni 2017.

De vruchten die sinds deze datum zijn ontvangen worden bijgevolg eveneens geviseerd, zelfs indien de schenking van “aandelen” van de maatschap vooraf plaatsvond.

III. BESLUIT

In alle redelijkheid kan men toch niet anders dan zich ongerust maken over dit standpunt van VLABEL, en dit om verschillende redenen.

A priori stelt deze beslissing (i) de tegenstelbaarheid van het contract van vennootschappen ter discussie en (ii) zal zij vele vragen opwekken m.b.t. het begrip “burgerlijke vruchten” zelf.

Aldus, zoals de VLABEL het bevestigt in een voorbeeld opgenomen in het standpunt nr. 15004, zullen meerwaarden in principe niet als burgerlijke vruchten worden beschouwd in de strikte zin van de term, en zijn deze per definitie niet uitkeerbaar. Bovendien bestaat nog controverse over de toekenning aan de vruchtgebruiker van bepaalde dividenden. Quid in de praktijk met de individualisering van deze niet uitkeerbare inkomsten met betrekking tot andere soorten inkomsten van de vennootschap in de loop der jaren? Men kan vrezen dat de erfbelasting voor het geheel wordt gevorderd.

Bij wijze van besluit, welke oplossing kan men overwegen voor Vlaamse inwoners die hun roerende effecten wensen over te dragen aan hun erfgenamen zonder af te zien van het effectief beheer van deze goederen?

In eerste instantie, door erop toe te zien dat voor de schenkingen die reeds voor het verleden zijn tussengekomen, de burgerlijke vruchten, in hun geheel, in volle eigendom aan de vruchtgebruiker worden gestort, en dit vanaf 1 juni 2017.

Vervolgens, door zich in de toekomst zeker buiten een gesplitste inschrijving te plaatsen. Men moet inderdaad niet noodzakelijkerwijze “de maatschap met het badwater weggooien”. Indien de gesplitste inschrijving terzijde moet worden geschoven, is het nochtans mogelijk deze goederen te beheren door tussenkomst van deze vennootschap. In dit geval zal de overdracht van effecten en speciën moeten toegekend worden voorafgaandelijk, in volle eigendom en bijvoorbeeld met een last van een rente, om aldus te ontsnappen aan de toepassing van artikel 2.7.1.0.7 VCF, die, zoals we hierboven hebben uiteengezet, enkel situaties van gesplitste inschrijving in blote eigendom en vruchtgebruik van effecten en geldbeleggingen viseert.

Share

Inschrijving Tetralert

Inschrijving Tetralert

Ontvangen onze Tetralert