tetralaw

Corporate & Corporate Tax

PREVENTIEF DISPOSITIEF VAN HET WITWASSEN VAN GELD EN DE FINANCIERING VAN TERRORISME: BESTUURDERS MOETEN DE UITEINDELIJKE BEGUNSTIGDEN IDENTIFICEREN EN HUN INFORMATIE OVERMAKEN AAN HET UBO-REGISTER

De wet van 18 september 2017 heeft een artikel 14/1 ingevoegd in het Wetboek van vennootschappen en heeft de vierde richtlijn AML (hierna « Richtlijn WG/FTP ») omgezet. Er werd een artikel 58/11 ingevoegd in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen, de Europese politieke partijen en stichtingen.

I. VERPLICHTING VAN DE BESTUURDERS

Vzw’s, stichtingen en vennootschappen moeten toereikende, accurate en actuele informatie inwinnen over hun uiteindelijke begunstigden. Welke informatie viseert men hier? Minstens de naam, de geboortedatum, de nationaliteit en het adres van de uiteindelijke begunstigde(n).

De bestuurders van vzw’s, stichtingen en vennootschappen moeten binnen de maand, vanaf het ogenblik waarop de informatie m.b.t. de uiteindelijke begunstigden gekend of gewijzigd is, de verzamelde gegevens via elektronische weg overmaken aan het register van de uiteindelijke begunstigden, doorgaans « UBO-register» genoemd.

Wanneer ze aan deze verplichting verzaken, zullen zij gestraft worden met een boete van 50 tot 5.000 euro.

De bestuurders van de hierboven bedoelde rechtspersonen zullen trouwens – wanneer zij hun identificatieverplichting van de uiteindelijke begunstigde naleven – de aldus ingewonnen informatie, naast de informatie over de wettelijke eigenaar, over moeten maken aan de onderworpen entiteiten.

Ter herinnering, wanneer ze hieraan verzaken, zal de onderworpen entiteit geen zakenrelatie mogen aangaan (aangezien zij haar identificatieverplichting van de uiteindelijke begunstigde niet kan naleven) en de vraag van een eventuele melding in geval van vermoeden uit dien hoofde zal geanalyseerd worden.

II. UITEINDELIJKE BEGUNSTIGDEN

Het begrip « uiteindelijke begunstigde », reeds ingevoerd door de wet van 18 januari 2010 in het preventief dispositief, werd gewijzigd en gepreciseerd.

Heden viseert dit begrip drie hypotheses:

(i) de natuurlijke pers(o)n(en) die de uiteindelijke eigenaar is (zijn) van of zeggenschap heeft (hebben) over de cliënt, de lasthebber van de cliënt;

(ii) de begunstigde van levensverzekeringsovereenkomsten ;

(iii) de natuurlijke pers(o)n(en) voor wiens/wier rekening een verrichting wordt uitgevoerd of een zakelijke relatie wordt aangegaan.

Vennootschappen, vzw’s en stichtingen moeten informatie verzamelen over de eerste categorie.

Worden beschouwd als personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over:

(i) In het geval van vennootschappen:

A. De natuurlijke perso(o)n(en) die rechtstreeks of onrechtstreeks een toereikend percentage van de stemrechten of van het eigendomsbelang in deze vennootschap houdt/houden, met inbegrip van het houden van aandelen aan toonder.

De wet bepaalt dat zal worden beschouwd als een toereikend percentage van het direct belang het feit dat een natuurlijke persoon meer dan 25% van de stemrechten of meer dan 25% van de aandelen of van het kapitaal van de vennootschap houdt. Dit houden van meer dan 25% is een indicatie van een toereikend percentage van de stemrechten of van het toereikend direct belang.

De Wet bepaalt bovendien dat een belang gehouden door een vennootschap die onder zeggenschap staat van één of meerdere natuurlijke perso(o)n(en) of van meerdere vennootschappen die onder zeggenschap staan van dezelfde natuurlijke persoon of natuurlijke personen, van meer dan 25% van de aandelen of van meer dan 25% van het kapitaal van de vennootschap, als indicatie geldt van een toereikend onrechtstreeks belang.

B. De natuurlijke perso(o)n(en) die zeggenschap heeft/hebben over deze vennootschap via andere middelen.

De uitoefening van zeggenschap via andere middelen kan met name worden vastgesteld, preciseert de tekst, volgens de criteria bedoeld in artikel 22, leden 1 tot en met 5, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen.

C. De natuurlijke persoon of personen die behoort/behoren tot het hoger leidinggevend personeel, indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen als bedoeld onder (i) en (ii) is geïdentificeerd, of indien er enige twijfel bestaat of de geïdentificeerde persoon of personen de uiteindelijke begunstigde(n) is, respectievelijk zijn.

(ii) In het geval van verenigingen zonder winstoogmerk en van stichtingen:

A. De bestuurders en leden van de raden van bestuur;

B. De personen gemachtigd om ze te vertegenwoordigen;

C. De stichters van de stichtingen;

D. De personen belast met het dagelijks bestuur;

E. De natuurlijke personen, of wanneer deze personen nog niet werden aangeduid, de categorie van natuurlijke personen in wier hoofdzakelijk belang de vereniging zonder winstoogmerk of stichting werd opgericht of werkzaam is;

F. Elke andere natuurlijke persoon die via andere middelen uiteindelijke zeggenschap over de vereniging zonder winstoogmerk of stichting uitoefent.

III. UBO-REGISTER

Binnen de Algemene Administratie van de Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën wordt een dienst opgericht belast met een centraal register van uiteindelijke begunstigden, « UBO-register » genaamd.

Wij hebben gezien dat bestuurders van vzw’s, stichtingen en vennootschappen dit register voorzien van informatie.

Maar wie zal hier toegang tot hebben? Antwoord op deze controversiële vraag in een nog te verschijnen koninklijk besluit … Volgens de parlementaire werken wordt deze toegang enkel toegekend opdat onderworpen entiteiten hun verplichtingen op preventief vlak zouden kunnen naleven. In het voorontwerp van de programmawet werd voorzien artikelen 322 en 338 van het WIB 92 te wijzigen zodat de fiscale administratie (i) toegang kan hebben tot dit register (ii) en informatie kan uitwisselen met buitenlandse fiscale autoriteiten.

IV. VERPLICHTING VAN DE AANDEELHOUDER ?

Ter herinnering, de wet van 18 januari 2010 ter uitvoering van de derde richtlijn heeft artikel 515bis in het Wetboek van vennootschappen ingevoegd. Deze bepaling omvat de verplichting voor elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die stemrechtverlenende effecten verwerft die al dan niet het kapitaal vertegenwoordigen (van een andere naamloze vennootschap dan deze onderworpen aan de transparantieverplichting) en die aandelen aan toonder of gedematerialiseerde aandelen heeft uitgegeven, om ten laatste binnen de vijf werkdagen volgend op de dag van verwerving aan deze vennootschap kennis te geven van het aantal effecten dat hij bezit, wanneer de stemrechten verbonden aan die effecten 25 % of meer bereiken van het totaal der stemrechten op het ogenblik waarop zich de verrichting voordoet op grond waarvan kennisgeving verplicht is.

Deze bepaling wordt gewijzigd en bepaalt heden dat deze verplichting rust op elke natuurlijke persoon die deze effecten rechtstreeks of onrechtstreeks verwerft.

V. ConclusiE

Het preventief dispositief werd ingrijpend gewijzigd bij de omzetting van de vierde richtlijn. De vijfde richtlijn is momenteel in voorbereiding.

Voor wat betreft de identificatie van de uiteindelijke begunstigde constateren we dat de cirkel rond is:

(i) de aandeelhouder moet aan de vennootschap zijn deelnemingen van meer dan 25% aangeven;

(ii) de vzw’s, stichtingen en vennootschappen moeten accurate, toereikende en nuttig informatie inwinnen over hun uiteindelijke begunstigden en deze overmaken (i) aan het UBO-register en (ii) aan de onderworpen entiteiten wanneer ze hun identificatieverplichting vervullen op preventief vlak;

(iii) de onderworpen entiteiten mogen geen zakenrelatie aangaan en geen verrichting uitvoeren indien de identificatie niet werd uitgevoerd.

Het dispositief tot voorkoming van het witwassen van geld heeft aldus tot transparantie geleid.

Dit is echter nog niet voldoende voor bepaalde Staten die zouden willen dat het UBO-register niet alleen toegankelijk wordt voor de fiscale autoriteiten. Frankrijk verdedigt de toegankelijkheid van dit register voor alle derden, waaronder onderzoeksjournalisten…

Wordt vervolgd …

Share

GRATIS TERBESCHIKKINGSTELLING VAN EEN GEBOUW DOOR EEN VENNOOTSCHAP AAN HAAR BEDRIJFSLEIDER: HOEVER STAAN WE MET DE BEZOLDIGINGSTHEORIE?

Elk voordeel ontvangen door een bedrijfsleider van zijn vennootschap maakt voor hem een bezoldiging uit.  Dit zal eveneens het geval zijn als de vennootschap privékosten ten laste neemt. Dit voordeel van alle aard zal als dusdanig belast worden.  Dit gebeurt in principe op grond van de werkelijke waarde van het aldus toegekend voordeel of, zo het uitvoeringsbesluit van het Wetboek van inkomstenbelastingen (WIB 92) hiervan afwijkt, op forfaitaire wijze. Dit is onder meer zo voor:

  • Kosten m.b.t. een voertuig;
  • De terbeschikkingstelling van een gebouw;
  • De betaling van kosten van verwarming en/of  elektriciteit;
  • De terbeschikkingstelling van een PC en/of een internetverbinding;
  • Etc.

Het is onmiskenbaar zo dat dit mechanisme de fiscale last verlicht. De gerealiseerde besparing dankzij deze optimalisatie veronderstelt echter dat de gedane kosten aftrekbaar blijven in hoofde van de vennootschap.  Via deze weg neemt de fiscus sedert jaren bepaalde structuren in het vizier die ze als een misbruik beschouwt. Dat geldt in het bijzonder voor de villavennootschappen en/of de kosten verbonden aan gebouwen die (quasi-)exclusief voor het privégebruik van de bedrijfsleider(s) dienen.

Na meer dan vijftien jaar rechtspraak die duidelijk contra legem is (zie punten I & II hieronder) is de nieuwe stand van de rechtspraak, ontwikkeld door het Hof van Cassatie en aangemoedigd door de Hoven van Beroep van Antwerpen en Gent, nog onrustwekkender (zie punt III hieronder).

I. VAN HET ARREST DERWA NAAR DE BEZOLDIGINGSTHEORIE

Op grond van het Wetboek van de inkomstenbelastingen was een kost aftrekbaar  wanneer deze:

  • verband houdt met de beroepsactiviteit;
  • werd gedragen om inkomsten te verkrijgen of te behouden;
  • werd gedaan in het belastbaar tijdperk;
  • wordt verantwoord door middel van bewijsstukken.

Ook al is deze bepaling, die de volledige bewijslast bij de belastingplichtige legt, reeds aanmerkelijk,  toch heeft het Hof van Cassatie deze nog verstrengd, door aftrekbare kosten te beperken tot kosten “eigen aan de uitoefening van het beroep, met name zij die in een noodzakelijk verband staan met haar  maatschappelijke activiteit”.

Hoewel zo een voorwaarde aan de wet werd toegevoegd, leidde deze rechtspraak ertoe dat in de praktijk twee oplossingen werden ontwikkeld, meer bepaald bij verrichtingen van gesplitste aankoop van gebouwen die volledig of gedeeltelijk worden aangewend voor het privégebruik van bedrijfsleiders:

II. HET HOF VAN CASSATIE KOMT TERUG op EERDERE RECHTSPRAAK, DE REGERING VREEST INKOMSTENVERLIES

Met twee arresten in juni 2015 kwam het Hof van Cassatie terug op heer eerdere rechtspraak. Volgens het Hof voegde de fiscus inderdaad een voorwaarde toe aan de wet daar waar zij de aftrek weigerde omdat daarmee uitsluitend een belastingvoordeel zou worden beoogd en daardoor geen verband zou houden met het maatschappelijk doel van de vennootschap.

Deze kentering was de regering niet onopgemerkt gebleven, waardoor zij destijds een wetswijziging voorstond, die was ingegeven door de bezorgdheid dat “constructies waarbij tweede verblijven ondergebracht worden in een vennootschap, enkel met een herschrijving van artikel 49 WIB kunnen tegen gegaan worden.”

Deze wetswijziging zal misschien zelfs niet nodig zijn...

III. TERUGSLAG

In twee arresten van 14 oktober 2016 – één ter bevestiging van een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen, het andere ter bevestiging van een arrest van het Hof van beroep te Gent - heeft het Hof van Cassatie de fiscus opnieuw van munitie voorzien.

Voortaan meent het Hof van Cassatie dat de kosten die een vennootschap voor haar bedrijfsleider ten laste neemt en voor laatstgenoemde een belastbare bezoldiging uitmaken, niet zonder meer aftrekbaar zijn in hoofde van de vennootschap.

Volgens deze rechtspraak moet de vennootschap die de aftrek van de kosten wil bekomen, kunnen aantonen dat deze kosten werden gedaan om inkomsten te verkrijgen of te behouden, en dat deze kosten bijgevolg prestaties vergoeden die werkelijk geleverd zijn door de bedrijfsleider aan de vennootschap, en waarvan deze laatste het bewijs kan leveren.

Deze nieuwe rechtspraak is nog opmerkelijker, doordat één van de zaken de eenmanszaak van een geneesheer betrof waarvan de kosten van het gebouw, die een bezoldiging uitmaakten in hoofde van de zaakvoerder, werden verworpen omdat de vennootschap de werkelijkheid van de geleverde prestaties niet aantoonde… Wij begrijpen echter niet hoe in dit geval de vennootschap inkomsten had kunnen genereren zonder deze prestaties.

IV. BESLUIT

De omstandigheden waarin deze beslissingen werden genomen, zijn te betreuren.

De enige juiste wijze om deze rechtspraak te begrijpen, zonder afbreuk te doen aan het principe van niet-inmenging van de fiscus in de opportuniteit van de bedrijfspolitiek van een vennootschap, is door het verband te leggen met reeds vaststaande cassatierechtspraak m.b.t. management fees:

  • de werkelijkheid van de prestaties kan worden vastgesteld op grond van een geheel van elementen, waarbij het louter voorhanden zijn van een overeenkomst en onbetwiste facturen onvoldoende is;
  • evenwel mag de fiscus niet louter op deze enige grond de grootte of structuur van de bezoldiging in vraag stellen;
  • tenzij de fiscus er in slaagt om aan te tonen dat de gedane kosten “op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen”, maar dit impliceert een totaal andere benaderingswijze.

Dit is spijtig genoeg niet de richting die wordt gevolgd door de Hoven van Beroep wier arresten aan de oorsprong van deze cassatierechtspraak liggen.  Een recent arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen van 28 maart 2017 bevestigt dit.

We hopen dat het Hof van Cassatie (zeer) snel genoodzaakt wordt haar rechtspraak te verduidelijken, en dat ze dan de nodige gestrengheid aan de dag zal leggen.

Share

Inschrijving Tetralert

Inschrijving Tetralert

Ontvangen onze Tetralert